IJsclub Noordpool

Noot van de redactie: Onderstaand verslag is een beschrijving uit het 100-jarig bestaan van de club. Inmiddels is de waterstand van Doodemanskisten hoog.

Wat is een ijsclub zonder ijsbaan? Als een café zonder bier. Gelukkig is de ijsbaan voor ‘Noordpool’ nooit een probleem geweest, al 100 jaar lang kan zij zich verheugen op het prachtige, idyllisch gelegen duinmeertje Doodemanskisten.
Hoewel, prachtig en verheugen; er is heel wat afgemopperd op Doodemanskisten en er zijn inderdaad heel wat problemen geweest. Regelmatig is rondgekeken naar een alternatieve ijsbaan, die er nooit gekomen is. De problemen rond Doodemanskisten zijn meestal gericht op de regelmatig terugkerende te lage waterstand (die dus beslist niet van de laatste jaren is). Ook het dichtgroeien (riet!) is een constante bedreiging voor het meertje.

Geen water!

Al in 1895 gaat er een verzoek naar de ‘opzichter’ om het riviertje op het Groene Strand dicht te maken in verband met de lage waterstand in de duinen. Na 1895 is het zeker nog 10 à 15 keer voorgekomen dat Doodemanskisten zo goed als droog valt.
In 1921 wil men het meertje vol pompen, maar schrikt terug voor de kosten: f 250,- per 5 cm. water. Aangezien het geen winter wordt, heeft de lage waterstand geen gevolgen. Dit is ook later vaak het geval.
‘Doodemanskisten groeit dicht’ zo luidt het alarmerende bericht in 1925. Boswachter Huizen wil best enige personen, waarvoor hij op dat moment toch geen werk heeft, beschikbaar stellen voor schoonmaakwerkzaamheden. In eerste instantie vindt het ijsclubbestuur de daghuur (f 2,95) te hoog, maar stemt er enige tijd later noodgedwongen toch mee in.

De problemen lopen wel hoog op in 1933. Er wordt dan zelfs een commissie tot instandhouding van Doodemanskisten in het leven geroepen. Het duinmeertje ligt helemaal droog. IJsclubbestuur, commissie en Staatsbosbeheer komen overeen het uit te laten diepen (op sommige plaatsen tot 70 cm.). Ieder draagt in eerste instantie f 200,- bij. Boswachter Huizen gaat met 8 man 10 uur per dag voor f 0,30 per uur aan de slag. Wanneer het geld op is, stopt het werk, zonder dat het af is. Pas in 1938 wordt er over verder uitdiepen gesproken: hiervoor doet men een beroep op de gemeente. De notulen vermelden niet hoe het afloopt; hardrijderijen vinden in 1938 gewoon op Doodemanskisten plaats.

Nog maar pas geleden, in 1989, heeft Staatsbosbeheer tijdens de droge zomer met financiële steun van ijsclub Noordpool en gemeente Terschelling het meertje helemaal uitgediept. (In ijsclub termen: op Schuitegatdiepte gebracht). En dit keer eens zonder problemen!

Alternatief.

Als alternatieve ijsbaan zijn heel wat plekken de revue gepasseerd, die geen van allen doorgang gevonden hebben. In 1921 is het de hoek van de Westerdijk en de kom. In 1933 de plas bij paal 3. Reactie van de voorzitter: ‘een leuke wandeling, maar niet als je het meerdere keren op een dag moet doen’. In 1968 wil men de wijk nemen naar het Groene Strand. De animo om zandzakken te vullen, nodig om een stuk af te sluiten, is zo gering, dat ook dit op niets uitloopt.

Het ijs.

Sneeuw op ijs is funest, scheuren in het ijs heel vervelend. Al honderd jaar lang wordt er daarom, wanneer dit nodig is, sneeuwgeschoven en baangeveegd. Tegenwoordig doet het bestuur dit zelf mede met behulp van een motorschuiver. Vroeger werden er mensen voor ingehuurd. Een baanveger verdiende in 1895 vijftien cent per uur; hij gebruikte een berkenbezem om de schuiven. In 1942 is het honorarium gestegen tot veertig cent per uur. In 1957 is een motorschuif nog te duur (f 1200,-). In 1988 niet meer (f 5000,-). Tussendoor is door Henk Oostenveld een heel eigentijdse schuiver gebouwd.

Ook de scheuren in het ijs zijn een bron van zorgen. In de veertiger jaren maakt men gebruik van een kookpot, gestookt op kolen, om met behulp van warm water de scheuren te dichten. Nog niet zo lang geleden gebeurt dit met behulp van een grote gasbrander. Het ijs onder water laten lopen (onder andere in 1927 met de motorpomp van Tayler) is nooit een succes gebleken. In 1914 worden bijten en trekgaten ‘s avonds gevuld met schotsen van elders.

Overigens, wist u dat men omstreeks 1930 bang was dat er nooit weer ijs in Doodemanskisten zou komen door de, door het Staatsbosbeheer, aangeplante dennen rond het meertje?

Beheer.

Aanvankelijk is Doodemanskisten ‘gemeente-eigendom’ en behoefde er geen huur betaald te worden. In 1909 gaat het meertje over in handen van het Staatsbosbeheer. Pachtsom wordt vastgesteld op f 12,50 per jaar. Het ijsclubbbestuur kan nu rechten doen gelden. Hoewel de pachtsom sinds die tijd meer dan gehalveerd is, zijn de rechten hetzelfde gebleven.

Kiosk.

Wilde men vroeger op Doodemanskisten schaatsen, dan kon dit op vertoon van een lidmaatschapskaart of moest men een dagkaart kopen. Hiervoor werd ‘s winters een kiosk geplaatst. Degene die de kiosk bemande kreeg een honorarium en een vast bedrag per verkochte dagkaart. In 1943: dertig cent per uur en een stuiver per dagkaart.
Tegenwoordig gaat het iets soepeler: niet leden worden in geval van schaatsen op Doodemanskisten geacht een kaartje te kopen of lid te worden. Het bestuur is zeer alert op zwartrijders. De kiosk is vervangen door een wagen of keet. De tegenwoordige bestuurs/consumptiewagen is in 1982 aangeschaft met behulp van uitgeschreven renteloze leningen.

Moderne tijd.

Nog een beetje voorbarig wordt in 1945, kort na de oorlog, voorgesteld om voor verlichting op de baan te zorgen. Voor weinig geld is waarschijnlijk voldoende kabel bij de marine te krijgen. Kabel, afkomstig van de Duitsche Weermacht.
In 1973 is het zover: voor f 3000,- komt er verlichting op Doodemanskisten. (Hiervoor wordt de contributie verdubbeld). In 1976 vindt voor nog eens f 3000,- vervolmaking plaats van de verlichting door in de droge zomer op de bodem van Doodemanskisten een kabel met zes aftakpunten in oostelijke richting te leggen.
Sinds 1946 vinden geen ‘stille’ wedstrijden meer plaats: de ‘versterkte grammofoonmuziek’ doet zijn intrede. De waardering ervoor zal wel wisselend zijn, maar ‘het hoort er nu eenmaal bij’.

Waar rijden we voor?

Aan wedstrijden zijn prijzen verbonden om de rijders extra te motiveren. En het houden van wedstrijden is één der doelstellingen van de ijsclub Noordpool; zowel op ijs als in sneeuw.
Veel verschillende prijzen zijn er in 100 jaar ijsclubbestaan uitgereikt. Van forse geldprijzen tot kostbare wisselprijzen. Maar ook luxe voorwerpen en levensmiddelen.

Geld en luxe voorwerpen.

Gaat het de laatste jaren vooral om de eer van het winnen, vroeger werden er heel waardevolle prijzen uitgeloofd; misschien omdat men het meer nodig had toen.
Rond de eeuwwisseling zijn de normale geldprijzen voor hardrijderen voor mannen f 20,- voor de eerste f 10,- voor de tweede en f 5,- voor de derde plaats. Soms is er nog een vierde prijs van f 2,50. In die tijd voorwaar geen misselijke bedragen! Bij een beetje winter komt de ijsclub dan meestal ook al snel in de financiële problemen.
Ook luxe voorwerpen zijn steeds heel populair geweest. In 1903: eerste prijs een klok, tweede prijs een barometer, derde prijs schilderijen, vierde prijs een paar schaatsen, vijfde prijs een inktstel, zesde prijs een pijp en zevende prijs een portemonnaie. Het kon niet op. Maar u moet bedenken, dat deze voorwerpen van sponsors kwamen. En zeven geschonken voorwerpen zijn zeven prijzen.

Het merkwaardige is, dat de geldprijzen wel enigszins fluctueren (afhankelijk van de toestand van de kas), maar nooit noemenswaardig stijgen. Vergelijk:
In 1929 hardrijderij voor mannen: eerste prijs f 25,- tweede prijs f 15,- derde prijs f 7,50 en vierde prijs f 2,50. In 1948 voor eenzelfde hardrijderij zijn deze bedragen f 20,- f 12,50 f 7,50 en f 2,50.
En in 1963 f 25,- f 15,- f 10,-. Deze laatste keer in de vorm van waardebonnen (vanwege de amateurstatus), met eraan gekoppeld een wisselbeker en medailles.

Als luxe voorwerpen zijn inktstellen, barometers en rookstellen steeds populair geweest. Maar ook kapstokken en schrijfgarnituur in etui.
Om levensmiddelen is nooit veel gereden. Alleen bij heel speciale wedstrijden waarover zo meer.

Naarmate de deelnemers aan een wedstrijd jonger zijn, is het prijzengeld lager. Voor een jongenswedstrijd zijn de bedragen f 6,- f 4,- en f 2,- plus een chocoladereep voor iedere deelnemer.
Niet alleen de nummers één, twee drie en vier krijgen een prijs, er worden ook speciale prijzen gegeven voor de mooiste rijder, de jongste deelnemer, de oudste deelnemer of voor de snelste rit.

Eretekens.

Voor de zogenaamde afvalwedstrijd zijn (bijna) nooit geldprijzen gegeven. In 1942 voor de eerste keer verreden zijn de prijzen: eerste prijs een zilveren beker plus lauwerkrans, tweede prijs een lauwerkrans en derde en vierde prijs een medaille. Het is voor de eerste keer dat er volgens de notulen eretekens als prijs worden gegeven. In 1946 stelt Rederij Doeksen voor deze wedstrijd een wisselbeker in: de Rederij Doeksen Wisselbeker. In 1955 wint L. Zeelen deze beker voor de derde keer en neemt hem voorgoed mee naar huis. De rederij stelt een tweede beker beschikbaar; helaas is door een hiaat in de notulen niet te achterhalen waar deze beker is gebleven.

In de vijftiger jaren is er regelmatig discussie over het afschaffen van geldprijzen. Op West voelt men er wel voor, maar om het door te voeren zonder dat de ijsclubs van Midsland en Hoorn er ook in meegaan, daar durft men niet aan: misschien kost het deelnemers aan de wedstrijden op West.
Sinds deze tijd is het wel normaal dat naast de geldprijzen bekers en medailles worden gegeven. Deze zijn vaak afkomstig van sponsors, wat ook wel nodig is, gezien de veelvuldig lege ijsclubkas.
Met een lege ijsclubkas krijgt men ook in 1947 te doen, door de lange winter. Op een gegeven ogenblik is er de zoveelste wedstrijd, een hardrijderij met slee voor man en vrouw. De prijzen: eerste prijs een fruitmand en bloempot, tweede prijs een fles wijn en een handschoenendoos en derde prijs twee boeken.

Ondanks herhaaldelijke voorstellen worden pas in 1980 op voorstel van P. Smit de geldprijzen definitief afgeschaft. Tenminste voor de korte en lange baan wedstrijden.

Zilveren Schaats en Andries Roos Trofee.

Twee bekende prijzen van dit moment. De eerste is een fraai gemaakte zilveren miniatuur schaats geschonken in 1972 uit de erfenis van de heer Kees Wortel. Kees Wortel leefde van 1898 tot 1972 en was een bekende Terschellinger ‘hordreder’. De schaats is als wisselprijs bedoeld voor de korte baan wedstrijd, maar blijft eigendom van de ijsclub Noordpool. Sinds 1972 is er 8 keer om de zilveren schaats gereden.

De Andries Roos Trofee is een kleine koperen arreslee, gemaakt door de heer Andries Roos. De trofee is bedoeld voor de arreslee die in een bepaald seizoen de meeste punten over alle ringsteekwedstrijden heeft gehaald.

Hardrijderij voor behoeftigen.

Een hele speciale wedstrijd is de wedstrijd voor behoeftigen. Deze is drie keer gehouden: in 1897, in 1901 en in 1924. De hardrijderij is bedoeld om mensen die daar duidelijk behoefte aan hebben van wat extra levensmiddelen te voorzien. Een soort ijsclub-armenzorg dus.
De eerste keer geeft het wat problemen, wanneer het bestuur met het voorstel komt. De ledenvergadering wil namelijk ‘geen bejaarde lieden om een kleinigheid zien krabbelen’. De oplossing is om jongens in de leeftijdsgroep van 14 tot 16 jaar voor hun in het strijdperk te laten treden. Men geneerde zich blijkbaar toch voor het hele gebeuren. Er volgt geen mededeling van de winnaars en de bonnen voor levensmiddelen worden uitgereikt in een ‘gepaste omgeving’.
In 1901 bedraagt het prijzengeld f 92,- ingezameld middels een inschrijflijst.
In 1924 vindt er een inzameling plaats in de vorm van geld of natura. Totale opbrengst: f 194,15. Verder 20 ons spek, 15 ons spek, 2 ons meel, 2 ons meel, 1 roggebrood, 1 roggebrood, 1 pak sajet, 10 liter melk. In overeenstemming met het doel van de hardrijderij vindt de ‘prijsuitreiking’ in Ons Huis plaats. Aanwezig hierbij: rijders, bestuur, enige bestuursleden van Ons Huis. Men moest zich als ‘behoeftige’ heel wat laten welgevallen.

De Harlinger Courant van 25 januari 1924 bericht er als volgt over:

Hardrijderij.
In verband met de collecte voor de hongerlijdenden in Duitschland, hoorde men nog al eens de opmerking maken, dat’t wellicht tijd is geworden om voor de armen van ons dorp eens iets te doen. Daartoe aangemoedigd door enkele neringdoenden, die spek, meel, brood, melk enz. toezegden, heeft het Bestuur der IJsclub ‘Noordpool’ het initiatief genomen om bij de burgerij langs te gaan en gelden in te zamelen voor een wedstrijd op schaatsen, dit alles ten bate van de werkelijk armen. De burgerij heeft (op enkele treurige uitzonderingen na) flink bijgedragen, zoodat er tenslotte een bedrag van ongeveer 250 gulden bijeen was. Daarna werd er bekend gemaakt dat er een hardrijderij zou worden gehouden, waarvoor iedere deelnemer een behoeftig gezin kon opgeven voor ‘t welk hij wenschte mede te dingen. Voor ieder stond een bepaalde hoeveelheid vast, maar het meerdere zou zijn voor de gezinnen, welke de beste rijder op de baan hadden. De prijzen bestonden echter uit bonnen, waarvoor uitsluitend levensmiddelen konden worden gehaald. Er waren 38 deelnemers. ‘t Was een interssante wedstrijd, omdat mannen in de kracht van hun leven soms moesten rijden tegen jongens die nog op school of pas van de schoolbanken af waren, en waar zij dikwijls de handen meer dan vol aan hadden.
De uitslag werd aldus:
C. Wortel 1ste prijs; K. Wortel 2e prijs en R. Lettinga 3e prijs.
Aan den oudsten en aan den jongsten rijder (65 jaar en 11 jaar) werd nog een bon uitgereikt van f 2,50.
‘s Avonds werden de rijders in ‘Ons Huis’ genoodigd, waar zij werden onthaald op chocolade enz., en waar zij onder zang en voordrachten nog een poos genoeglijk bijeen waren.

De wedstrijden.

Wie wel, wie niet.

Niet alleen heeft de ijsclub Noordpool in haar honderdjarige bestaan véél wedstrijden georganiseerd, ook veel verschillende soorten wedstrijden. Aanvankelijk is het wedstrijdschema in onze ogen een beetje eenzijdig. Pas de laatste tijd is er groter verscheidenheid in wedstrijden gekomen, op het ijs, maar ook in de sneeuw.
Hoewel in de statuten altijd al gesproken wordt over ijs- en sneeuwvermaak, blijkt het ijs aanvankelijk toch het belangrijkste te zijn: schaatsen en soms priksleeën. En dan ook nog uitsluitend voor mannen en jongens. Vrouwen doen alleen mee bij wedstrijden voor paren. Meisjes komen helemaal niet aan bod.
Pas in 1929 zijn er priksleewedstrijden (op het ijs) voor jongens èn meisjes. De wedstrijden werden mede georganiseerd door de scholen. Vandaar misschien.
Ook in 1929 zijn er de eerste echte dameswedstrijd. Priksleeën voor dames van 25 jaar en ouder. De belangstelling is zo groot, dat er water op het ijs komt. Wanneer een dame van de slee valt en een nat pak oploopt, is het gejuich zo groot dat dit in het dorp te horen is. (Dat was een behoorlijk eind weg, nieuw West was er nog niet). Vóórdat deze wedstrijd daadwerkelijk gehouden kan worden, is door de vrouwen zelf heel wat druk uitgeoefend op het bestuur, voordat het zwicht. Prijzen zijn er niet, zodat het inleggeld hiervoor wordt aangewend. Het uiteindelijke doel, een gezellige prijsuitreiking, slaagt uitstekend.
In 1941 zijn er voor de eerste keer schaatswedstrijden voor jongens èn meisjes. In 1954 is er de eerste korte baan schaatswedstrijd voor dames.

Van sneeuwvermaak maken de boeken pas in 1979 voor het eerst melding: hardpiekwedstrijden in de Torenstraat. Ook in 1979 komen we in de notulen voor de eerste keer ringsteken voor arresleeën tegen.

Zijn meisjes, vrouwen en jongens (in die volgorde) lange tijd nooit zo erg aan hun trekken gekomen, mannen van 16 jaar en ouder hebben nooit te klagen gehad. Verschillende wedstrijden zien we steeds weer terugkomen. Wedstrijden waarbij vaak wisselprijzen te winnen zijn. In geval van lange strenge winters blijkt het bestuur heel inventief te zijn om de mensen te ‘vermaken’: naast de vaste wedstrijden worden allerhande andere wedstrijden uitgedacht. Vaak na veel discussie en heen en weer gepraat, met een borreltje, dat wel.
Het is lang zo geweest dat de jaarlijkse ledenvergadering vaststelt welke wedstrijd bij eventuele winter als eerste moet worden verreden. Ondanks andere voorstellen is het meestal de zogenaamde ‘korte baan’.

Korte baan.

Een wedstrijd voor mannen van 16 jaar en ouder over een afstand van 160 meter. Er rijden 2 man tegen elkaar, de verliezer valt af. In 100 jaar tijd is deze wedstrijd zo’n 40 maal verreden. Sinds 1972 met extra inzet. Sinds dat jaar is de wisselprijs de Zilveren Schaats te winnen.

Afvalwedstrijd.

Gedurende enkele tientallen jaren is de zogenaamde afvalwedstrijd het meest populair. In 1941 verschijnt deze wedstrijd voor het eerst in de annalen, in 1962 voor het laatst. Als wisselbeker heeft Rederij Doeksen de ‘Rederij Doeksen Wisselbeker’ ingesteld. De afvalrace wordt alleen op West verreden, om de eilandjes heen. De afstand wisselt wel eens: van 500 tot 600 meter.
We bekijken het wedstrijdreglement uit 1954. Aantal deelnemers is 36. Er starten 4 rijders tegelijk, waarvan er twee afvallen. Blijven over 18 rijders. Deze starten met 3 tegelijk, waarbij er steeds 1 afvalt. Blijven over 12 rijders. Voor de derde ronde start men weer met 3 tegelijk, en weer valt er 1 af. Over 8 rijders. Voor de vierde ronde starten er 2 rijders tegelijk, 1 valt er af. Blijven er voor de finale dus 4 rijders over.
Over deze wedstrijd van 1954, die door de gezamenlijk ijsclubs van Terschelling werd georganiseerd, blijken naderhand door de ijsclub van Midsland nogal wat problemen te worden gemaakt. Voor de vierde ronde hadden de rijders niet met z’n tweeën (4 ritten van 2 rijders) moeten starten, maar met z’n vieren (2 ritten van 4 rijders). De onenigheid hierover wordt later gelukkig bijgelegd. Overigens komen dit soort ruzietjes meer voor, maar er worden nooit messen om getrokken. In totaal is de afvalwedstrijd 10 keer verreden.

Lange baan.

Een derde regelmatig terugkerende wedstrijd is de ‘lange baan’ (in het begin afstandswedstrijd genoemd). Ook een wedstrijd van 500 meter, rond de eilandjes. Hierbij starten de rijders met 2 tegelijk. In het verleden viel de verliezer af, tegenwoordig wordt er geklokt, en gaan de snelste rijders verder. Net als de afvalwedstrijd komen we deze lange baanwedstrijd in 1941 voor de eerste keer tegen.
Hoe de reglementen van de wedstrijden zijn is meestal niet terug te vinden. De verschillende ijsclubs hanteerden vaak ook niet dezelfde reglementen.

Lange, strenge winters.

Je hebt natuurlijk niet voor niets ijsclubbestuurders. Er wordt in geval van winter door ijsclubleden ook het één en ander van de bestuurders verwacht. Men wil ‘vermaak’ (of zo u wilt wedstrijden).
Dit nu is nooit een probleem geweest.
Estafette voor één heer en één dame of voor twee heren en één dame is een geliefde wedstrijd, ook voor kinderen en desnoods meerdere keren per seizoen. Verder wedstrijden voor verschillende leeftijdsgroepen, ringrijderij in kresslee, marathon voor zowel dames als voor heren, wedstrijden over 5 of 10 rondes, koppelwedstrijd over 20 rondes, dorpenestafette, rijden op houtjes, de fantasie is nagenoeg onuitputtelijk.
De kas echter niet. Lange winters brengen vaak financiële problemen met zich mee. Voor prijzengeld zijn sponsors dan ook zeer welkom.
Er is regelmatig voorgesteld schoonrijdwedstrijden voor paren te houden. Deze voorstellen worden afgedaan met: ‘meneuvelride dogge we hir net’. (Meneuvels zijn vreemde, rare bewegingen).

Na afloop van de wedstrijd.

En na de wedstrijd is er de prijsuitreiking. Vooral in het verleden een mooie gelegenheid om tot diep in de nacht feest te vieren. Er werd wel entree geheven en de toegang was eigenlijk alleen voor personen van 18 jaar en ouder. Behalve wanneer je als 16 jarige in de prijzen was gevallen.
Lange tijd worden deze avonden gebeleid door fanfare-muziek, speeches, zang en voordrachten, met bal na. Sommige mensen ontpoppen zich als ware cabaretiers. De prijsuitreikingen vinden altijd plaats in de meestal veel te kleine achterzaal van een plaatselijk café.
Later vervangt de accordeon de fanfare (al die aangeboden drankjes drukken nogal op de clubkas). In de vijftiger jaren wil ‘de jeugd’ grammofoonmuziek, maar ze delven het onderspit tegen de ‘trekzak’.

Ook zonder wedstrijd valt feestvieren overigens niet moeilijk: in 1927 organiseert het bestuur een filmavond voor zijn leden. Apart wordt er voor niet-leden ook nog dezelfde film vertoond, om de kosten te drukken.
In 1930 is er weer een filmavond, nu vanwege het 40 jarig bestaan van de ijsclub. Een filmavond over sneeuw en ijs omdat ‘Amundsen naar de noordpool’ niet beschikbaar is. En als toetje ‘Charlie Chaplin’.
In 1940 wordt het 50 jarig bestaan uitgesteld in verband met de ‘toestanden’ (oorlog). Wèl maakt een fotograaf een prachtig statieportret, waarop het bestuur pontificaal naar voren komt. Later in de oorlog blijken feesten niet meer zo’n probleem te zijn.
Ook de prijsuitreikingen kosten geld, en omdat de mensen ‘s avonds toch steeds later komen opdagen, wordt na begin jaren vijftig regelmatig besloten om aan het eind van het winterseizoen één prijsuitreikingsavond te houden.
Hoewel, feestvieren kost niet altijd geld, het levert ook wel eens wat op. Een daverend ijsfeest in een grote tent bij Doodemanskisten begin 1985 legt de ijsclub geen windeieren.

Verhouding met het midden en verre oosten.

Over een andere bezigheid na afloop van een wedstrijd doen de boeken geen melding. Uit overlevering is echter bekend dat er niet alleen om de prijzen geréden wordt, maar af en toe ook gevochten. De oorzaak is de eeuwige rivaliteit tussen west-Terschelling en oost-Terschelling. Er zijn tijden dat westers niet kunnen verdragen dat ‘aasters’ de prijzen winnen en andersom. Er wordt dan na de wedstrijd echt gevochten. Helaas is het geheugen van sommige vechtersbazen van toen een beetje selectief. De jeugd van West wordt in 1948 tijdens de prijsuitreiking van een korte baan wedstrijd op Doodemanskisten door het bestuur aangespoord vooral hun best te doen. Alle prijzen gingen namelijk naar achter de ‘Heese dyk’ (naar oost-Terschelling dus). En dat zint het bestuur van Noordpool niets.

Een veelzeggende ingezonden brief in de Harlinger Courant in de winter van 1956 willen we u niet onthouden.

Een onsportieve daad!

Vorige week maandag werd op de ijsbaan in Midsland een hardrijderij gehouden voor mannen boven de 16 jaar waar zowel Oosters als ook Westers aan meedoen. Nu is het geen nieuwtje dat de sprotcommissie van Midsland niet graag ziet dat er met diverse wedstrijden als harddraven te paard en schaatsenrijden een Wester met de ‘eer’ gaat strijken, maar dat veroorlooft nog niet het gerbuik van minder sprotieve middelen om dit te verhinderen. Dat is deze keer ook meer dan duidelijk gebeurd. Het is meer dan bespottelijk dat twee rijders die al reeds op de helft van de baan zijn, terug worden geroepen, omdat de Wester te vroeg zou zijn gestart. Het is geen wonder te noemen dat Lieman zijn schaatsen afbond. J. Borsch had zijn voorbeeld moeten volgen. Indien er een valse start plaats vindt, dan roept men de rijders direct terug. En wanneer als twee rijders elkaar moeten bekampen om een der prijzen één zich gewonnen ziet en het dan wat kalmer aan doet, hem verder meerijden wordt verboden, is in strijd met elk sportreglement. Deze onsportiviteit van de betrokken commissie dateerrt reeds van jaren her: de oude hardrijders van West weten hiervan mee te praten. Ik raad alle rijders van West aan om in het vervolg niet meer in Midsland mee te rijden, dan kan de commissie er in ieder geval op aan dat een Ooster de prijs behaald. Wij hebben alle respect voor de commissies ‘Hoorn’ en ‘West’ daar zegt men ‘recht is recht’, doch in Midsland is dat nog ver te zoeken.

Wie er gelijk heeft is minder van belang. De waarheid zal wel ergens in het midden zitten. Dat de emoties soms oplaaiden is wel duidelijk. Overigens: conflicten werden en worden altijd rechtgezet!

Besturen, organiseren, vergaderen……………….

Tegenwoordig vergadert het bestuur niet overdreven veel. De organisatie van wedstrijden vindt meestal op het ijs plaats. Moet er door het bestuur iets meer besproken worden, dan gebeurt dat bij voorkeur in verloren uurtjes. Vroeger echter vond voor elke ledenvergadering en voor elke wedstrijd een bestuursvergadering plaats. In het café, onder het genot van méér dan alleen koffie. Hoewel het vergaderen zelf niet altijd evenveel voorstelde, werd het altijd laat! Het laat zich raden dat de echtgenotes der bestuurders niets met de ijsclub te maken wilden hebben.
IJsclubbestuurders zijn tegenwoordig beslist geen vergaderdieren, al wordt er af en toe wel eens wat onzin verkocht, om het voorzichtig uit te drukken. IJsclubbestuurders zijn ‘doeners’. Aanpakken en niet zeuren. Maar uiteraard brengt ook het besturen van een ijsclub de nodige problemen met zich mee, die opgelost dienen te worden.

Jaarlijkse ledenvergadering.

Aanvankelijk zijn er 7 bestuursleden en 8 commissarissen van orde (een naam die nogal aan veranderingen onderhevig is). Deze aantallen varieerden wel eens. Tegenwoordig zit iedereen die organisatorisch iets met de ijsclub uit te staan heeft in het bestuur. Totaal een man of 20, met daaruit een soort dagelijks bestuur.
Vanaf de eerste vergadering in 1890 vinden de ledenvergaderingen altijd plaats in plaatselijke horeca-instellingen, die om de beurt worden afgewerkt.
De (jaarlijkse) ledenvergadering werd en wordt niet altijd evengoed bezocht. Meerdere keren zijn pogingen ondernomen dit te verbeteren. Zo ontvingen in 1905 alle leden een persoonlijke uitnodiging en ging men er vanaf 1936 toe over om op de deze vergadering, aanvankelijk onder politie toezicht, een paar schaatsen onder de aanwezigen te verloten. Dit gebeurt nog steeds. De schaatsen worden sinds 1976 geschonken door de firma Zeeders.
Blijvend effect heeft het allemaal niet.

Contributie.

Een ander probleem vormt het innen van de contributie. Zowel het ophalen als het betalen ervan. Meestal worden er een man of 4 tijdens de vergadering ‘aangewezen’ (een soort verplichte vrijwilligheid) om de contributie op te halen. Destijds waren er 4 contributiewijken: zuid-west, noord-west, noord-oost en zuid-oost.
Soms komt het voor dat ‘geen zich disponibel wilde stellen om de contributie op te halen’, ondanks forse druk van bestuurskant.
(Misschien is dit laatste wel één van de redenen om maar niet naar de jaarvergadering te gaan! Vergaderingen waarbij de contributie niet aan de orde kwam, werden namelijk wèl goed bezocht).
Regelmatig worden er noodgedwongen professionele (betaalde) contributie-inners aangesteld.

Niet alleen het ophalen, ook de betalingsdiscipline van de leden is niet altijd even groot; vroeger niet, maar ook nu nog niet. Vooral na een paar ijs- en sneeuwloze winters. Er klinkt dan al gauw: ‘we wachten eerst maar af of het ook winter wordt’. Een bestuur kan daar uiteraard niet mee accoord gaan. Er komt dan ook al snel een regeling: iedereen die voor een bepaalde datum niet heeft betaald, moet ingeval van winter het dubbele bedrag betalen.
De contributie is nooit hoog geweest, hoewel in slechte tijden het voor sommige mensen best wel eens een probleem is het te voldoen. Op de jaarvergadering van 1927 merken enige leden op de contributie aan de hoge kant te vinden. IJsclubbestuurders zijn nooit de beroerdsten geweest; het antwoord van de voorzitter luidt:
‘we zien voor mensen die’t bezwaarlijk kunnen betalen veel door de vingers, maar hangen dit niet aan de grote klok’.

Nu we het toch over leden en contributie hebben:
-de eerste contributie bedroeg voor een gezin met kinderen beneden 18 jaar maximaal f 1,50. Voor jongens vanaf 18 jaar f 0,50 en voor meisjes vanaf 18 jaar f 0,25.
-in 1917 zijn er 368 leden, contributie bedraagt: gezinsmaximum f 2,- heeren vanaf 18 jaar f 0,75 en dames vanaf 18 jaar f 0,50.
Regelmatig vindt een kleine verhoging van de contributie plaats. Het ledenaantal schommelt. Vooral na een strenge winter zien we het ledenaantal meestal fors toenemen.
-Tegenwoordig is het ledenaantal ……. en de contributie: gezinsmaximum f 6,- een gezin zonder kinderen f 4,- jongens en meisjes vanaf 16 jaar f 3,-. Bijna nog vooroorlogse bedragen.

Problemen zijn er ook geweest met de leerlingen uit het internaat van de zeevaartschool. In 1937 wordt er gesteld dat f 0,75 contributie per leerling te hoog is, waarbij een bestuurlid uit zijn slof schiet: ‘te hoog? We hebben alleen maar last van ze!’ Besloten wordt het internaat ‘en bloc’ te laten betalen, wat sindsdien zo is gebleven. Op de betalingsdiscipline is ook hier wel wat aan te merken.

Erelidmaatschap.

De ijsclub kent voor leden met bijzondere verdiensten het erelidmaatschap. In 1947 is dit (tijdelijk) ingetrokken. Reden: een bepaald erelid misdroeg zich meermalen tegenover het bestuur. In plaats ervan krijgt iedereen die 3 jaar of langer in het bestuur heeft gezeten een diploma uitgereikt.

Anekdotes.

Stemmerij.

In 1922 vindt op een ledenvergadering een vreemde stemmerij plaats. Het gaat om een bestuursverkiezing. Aanwezig 16 personen. Aftredende bestuursleden J. Kaspers en K.M. Knop.
-1e stemming: Knop 11 en Kaspers 8 , Knop gekozen.
-2e stemming: Kaspers 7, J.W. de Jong 3, A. Wiegman 3, P.S. van Heuveln 3, niemand de meerderheid.
-vrije stemming(?): Kaspers 6, J. de Jong 1, Van Heuveln 4, A. Wiegman 4, J.W. de Jong 1, opnieuw geen meerderheid.
-herstemming: Nap 1, Van Heuveln 6, Kaspers 5, Wiegman 2, J.W. de Jong 1, en opeens blijkt Van Heuveln gekozen te zijn!

Kiosk als sanatorium.

In 1938 wordt een Terschellinger door zijn arts geadviseerd om de zomer in de duinen door te brengen. De reden wordt niet vermeld. De patiënt wil graag de kiosk (keet) van de ijsclub voor dit doel huren. Het bestuur voelt er weinig voor, bang als het is straks niet meer de baas over de eigen keet te zijn.

IJsclub, mannenzaak.

In 1979 kan de voorzitter tot zijn grote vreugde voor de eerste keer iemand van het vrouwelijk geslacht welkom heten op een ledenvergadering. Een gedenkwaardig moment. Nu het bestuur nog!

De ijsclub in de 2e wereldoorlog.

Er is over dit onderwerp niet zo veel bekend, omdat men voorzichtig notuleert. Typerend is wel dat de ledenvergaderingen veel drukker bezocht worden dan voor en na de oorlog. Ook het contributie-ophalen is geen enkel probleem. De contributie wordt zonder mopperen betaald, ondanks twee contributieverhogingen. Er heerst een zekere saamhorigheid.
Aanvankelijk vindt het bestuur feestvieren niet gepast, maar het ijsvermaak moet wel doorgang vinden. In de loop van de oorlog komt men hierop terug en mag feestvieren wel weer. Prijsuitreikingen vinden dan in de voorzalen der café’s plaats zodat men naar huis kan gaan wanneer men dat wil.
Het 50 jarig bestaan in 1940 wordt niet gevierd dus, vanwege de ‘omstandigheden’ (men drukte zich voorzichtig uit). In 1943 echter is er een corfbalclub VIAS die samen met de ijsclub een feestavond wil organiseren. Het bestuur weet weinig van deze corfbalclub af en staat er enigszins argwanend tegenover. De besprekingen verlopen ook niet zonder wrijving. Waarschijnlijk heeft het feest nooit doorgang gevonden. Wèl is er begin 1944 een feestavond gehouden, georganiseerd door een mijnheer Schaafsma (die hier aan de wal ervaring mee had). De bedoeling was om de kas van de ijsclub te spekken voor de bouw van een nieuw clubhuis (dat er nooit is gekomen).
Van de verhouding met de Duitsers is nog minder bekend. In 1940 besluit het bestuur dat ook Duitschers die willen schaatsen gewoon contributie moeten betalen. Wanneer men in 1940 ziet dat de Duitsers nogal wat omhalen op het eiland (bunkers) besluit het bestuur eens met de insult-commandant te gaan praten over electriciteit op de ijsbaan. Het is er toen niet gekomen. In 1942 pikken de Duitsers de sneeuwploeg en de sneeuwschuiven van de ijsclub in zonder er toestemming voor te vragen. Ze komen niet terug, en een vordering (van f 30,- en f 45,-) wordt ook niet voldaan.
De ledenvergaderingen worden bij voorkeur bij volle maan gehouden, zodat men ‘s avonds op straat nog enig licht heeft. De toestemming voor de vergaderingen laten soms lang op zich wachten, maar ze vinden wèl ‘s avonds plaats. Maar: voor sluitingstijd binnen. In het seizoen 1944/1945 is de ledenvergadering vanwege de ‘vervelende omstandigheden’ helemaal niet gehouden.
Er zijn enkele winters in de oorlog geweest met veel wedstrijden. In deze winters is het niet altijd even makkelijk om aan prijzen en schaatsen te komen.